De Weense sigarenboer

‘Ik kan de Gestapo iedereen van harte aanbevelen.’ Als Freud in 1938 een verklaring moet tekenen goed behandeld te zijn door de Oostenrijkse nazi-autoriteiten om toestemming te krijgen naar Engeland te emigreren, gaat het verhaal dat hij met zijn ironische gevoel voor humor deze opmerking onder zijn handtekening zet. Als het klopt is het onduidelijk wat Freuds beweegreden was om zo een dodelijk risico te nemen. Misschien wilde hij onbewust toch in Wenen blijven en sterven oppert Peter Gay in zijn biografie over Freud. Ergens heb ik gehoord of gelezen dat Freud het niet werkelijk heeft opgeschreven, hij zou nooit zijn dochter Anna in gevaar willen brengen. Op mijn vraag schreef het Freud Museum in Londen geen uitsluitsel te kunnen geven, het document zelf zou niet meer bestaan.

Freud had lang weerstand tegen een vertrek uit zijn geboorteland omdat het zou zijn als een soldaat die zijn post verlaat maar nadat zijn geliefde dochter Anna gearresteerd was door de Gestapo en gelukkig weer werd vrijgelaten, verzoende hij zich met de emigratie. Hij bekende dat zijn sterkste drijfveer was ‘het voordeel dat de migratie Anna zal brengen, is al onze kleine offers waard, voor ons oude mensen zou de migratie niet de moeite waard zijn geweest’.

 

Franz Huchel, de 18-jarige hoofdpersoon uit de roman ‘de Weense sigarenboer’ van Robert Seethaler, kijkt op het perron van het Westbahnhof aangedaan toe hoe de 82-jarige Freud in de trein stapt en voorgoed het door de Anschluss nazistisch geworden Wenen verlaat.

Een jaar eerder arriveerde Franz op dit zelfde station vanaf het platteland naar de hoofdstad om in de leer te gaan bij de sigarenboer Otto Trsnjek. De handen van Franz waren volgens zijn moeder ‘fijn en week en wit, als van een meisje’ en niet geschikt om in het bos te werken. Destijds had hij zich bij aankomst aan een lantaarnpaal moeten vastklampen omdat het lawaai, de geuren en de beweging  zo overweldigend waren, ‘de stad pruttelde als de groentepan op zijn moeders fornuis’.

Otto Trsnjek, die in de loopgraven van de Grote Oorlog zijn been heeft verloren, neemt Franz onder zijn hoede. ‘Een slechte sigaar smaakt naar paardenmest, een goede naar tabak en een sublieme naar de wereld.’  Zo wordt Franz vertrouwd gemaakt met de geheimen van het vak en moet hij alle kranten die ze in de winkel verkopen lezen want ‘geen kranten lezen betekende zoveel als geen sigarenboer zijn, sterker nog, geen mens zijn’. Sigmund Freud, ‘de professor die de kop van gekke rijken kan rechtzetten’ is klant in de sigarenwinkel en heeft volgens Trsnjek in de tijd van het opkomend nazisme een groot probleem, hij is Jood. Het lukt Franz om Freud voor zich in te nemen en in ruil voor dure Hoyo de Monterrey sigaren vraagt hij hem meerdere malen advies over de liefde. Hij is verliefd op Anezka, een Boheems meisje met de mooiste opening tussen haar tanden ter wereld.

In de nazomer van 1937 wordt het klimaat steeds grimmiger. ‘De mensen zijn helemaal gek op die Hitler en op slecht nieuws – wat immers zowat één en hetzelfde is’, zegt Otto Trsnjek.  De etalageruit wordt beklad met bloed, Trsnjek wordt meegenomen en keert niet meer terug naar de winkel omdat de Gestapo ‘dartele bladen’ onder de toonbank ontdekte. Anezka krijgt een relatie met een SS’er. Franz runt alleen de sigarenzaak en plakt elke morgen een blaadje op de winkelruit met zijn dromen van die nacht.

Als Freud in de trein naar Londen zit met de sigaren die Franz hem mee gaf om in vrijheid op te roken, pleegt Franz een ludieke, (over)moedige daad van verzet en hield ik mijn hart vast voor zijn lot.

De Weense sigarenboer

Robert Seethaler

Vertaling: Liesbeth van Nes

De Bezige Bij, Amsterdam

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *