‘En wat weet u over psychoanalyse?’ Zo luidt de vraag in de finale van het TV programma ‘de slimste mens’ deze zomer. De kandidaat moet in een soort vrije associatie vijf termen noemen die in dit geval de psychoanalyse kenmerken. Ik ga er eens goed voor zitten en doe mee vanaf de bank: Freud, therapie wordt al genoemd (zo logisch, niet aan gedacht), Wenen (nee, fout!), terug naar vroeger (oké, dat reken ik goed, het woord was kindertijd), verdringing (nee, fout!), eh … wat vergeet ik dan? Oh ja, dromen (nee, ook fout!). Ah, ik heb het, de overdracht natuurlijk (mis!). Er zijn nog twee woorden niet geraden … ik begin een beetje ongemakkelijk heen en weer te schuiven … wat mis ik dan nog? Dan haalt Philip Freriks me uit de twijfel: het Oedipus complex en … het onbewuste!
Sigmund Freud (1856 – 1939) heeft als eerste het onbewuste ontdekt en beschreven. Daarna heeft Melanie Klein het onbewuste verder ‘body’ gegeven en nog altijd vormt de erkenning van het bestaan van onbewuste fantasieën in een ieder van ons het hart van de psychoanalytische theorie.
Melanie Klein beschrijft dat baby’s lichamelijke sensaties als honger, kou en warmte in het contact met de ander – zoals de moeder of vader – ervaren. Er is altijd een besef van een ander mens die ons voedt, vasthoudt, troost of ons juist iets onthoudt. Anders gezegd, alles wat we als baby en kind ervaren door proeven, aanraken, ruiken, zien en horen, is met een ander verbonden.
Tegelijk wordt er door de baby een betekenis gegeven aan die zintuiglijke ervaring. Het beleven van honger of het lekker warm hebben is nooit neutraal. Er vormt zich een verhaal in de baby en later in het kleine kind. Natuurlijk geen verhaal met woorden maar een onbewuste fantasie over wat er aan de hand is.
Bijvoorbeeld dat je altijd op het juiste moment precies dat krijgt waar je naar verlangt of dat je moeder niet voldoende heeft om jouw grote honger te stillen of dat de melk aan andere baby’s gegeven wordt. Die zintuiglijke sensaties maken zoveel indruk omdat ze op dat moment de hele wereld van het kind vormen, ze vallen nog samen met hun gevoel. Als baby’s honger en kou voelen, is de hele wereld een toestand van frustratie en verlatenheid, en juist van grote vreugde en bevrediging als er voedsel en troost is.
Door al die ervaringen vormen zich onbewuste fantasieën die naarmate de baby ouder wordt ook complexer worden en waarvan je je later niet bewust bent omdat ze deel uitmaken van wie je bent. Je kan zeggen dat deze onbewuste fantasieën het meest essentiële voor ons leven zijn. Het gaat niet alleen om de inhoud van onze gedachten maar juist ons proces van denken. Ze vormen de structuur van onze geest en ons hele wezen omdat we daar vroeger uit bestonden en nu vanuit die onbewuste fantasieën de wereld waarnemen en vorm geven.
‘Ha ha, je was het onbewuste vergeten, dat is echt grappig’ klinkt het naast me.
‘Hmmm …’
Het schilderij bovenaan de pagina is van Lia de Craen en heeft als titel ‘returning’